Inleiding tot de Geschiedenis van de Familie Mahn in Klingenberg
en hoe wij in verboden Oost-Duitsland familie vonden

Over de familie Mahn wisten we maar heel weinig, alleen dat onze moeder, Adolphine Mahn, geboren was in Klingenberg-Colmnitz, een plaatsje bij Dresden. En dat de familie van haar vader daar vroeger een papierfabriek bezat, die echter na de eerste wereldoorlog falliet was gegaan. Toen ik dus in 1969 een uitnodiging kreeg voor een internationale conferentie op het gebied van brood-fabricage in Dresden, was dat natuurlijk ook een mooie mogelijkheid om te zien wat er daar was en of we iets over de familie Mahn konden te weten komen. Zonder officiele uitnodiging was toen het reizen naar de Deutsche Demokratische Republiek immers onmogelijk. Maar we hadden niet alleen een officiele uitnodiging, we mochten zelfs met onze eigen auto naar Dresden reizen.

Klingenberg is maar 25 kilometer van Dresden. We hadden in ons visum precies voorgeschreven gekregen langs welke wegen we moesten reizen. Het was voor West-Duitsers zeer strafbaar zich ergens anders te bevinden, want dat werd als spionage beschouwd. Maar wij vonden dat wij als buitenlanders dat niet zo precies hoefden te weten. Voorzichtig gingen we dus op weg naar Klingenberg, want onze West-Duitse Mercedes viel wel erg op in dat toen bijna autoloze land.

We kwamen eerst in Colmnitz en een beetje verder stond een bordje naar Klingenberg. Op een hoek van de straat stond een man in een tuin te werken. We vroegen hem de onschuldige vraag waar de pastorie van Klingenberg was. We dachten dat de dominee wet zou weten waar de papierfabriek geweest was en dat hij waarschijnlijk ook geen "Volks-polizist" was.. "Rechts ab und beim Bäcker die Zweite Straße rechts". Zo gezegd, zo gedaan, maar de bakker was heel dicht bij en daarna was er alleen een lange weg zonder huizen. Terug en nog iemand gevraagd, maar hetzelfde antwoord. Op onze reactie dat daar het dorp ten einde was, bleek dat Klingenberg zelf een paar kilometer verder lag. Later bleek dat dit kleine plaatsje het treinstation Klingenberg-Colmnitz was en dat de eerste man aan wie we de weg vroegen, in de tuin van het geboortehuis van moeder stond te werken!

In Klingenberg aangekomen meenden we al genoeg aandacht getrokken te hebben en besloten alleen nog aan oude mensen te vragen, of ze wisten waar de papierfabriek "Mahn" geweest was. We zagen daar twee spierwitte hoofdjes, die in hun tuin aan het werken waren. Op onze vraag kwam enthousiast: "Aber das wird Lotte und Rudi freuen!" We wilden ze niet teleurstellen door te vragen wie Lotte en Rudi waren, maar we kregen in ieder geval te horen, dat de fabriek een stukje verder was, net buiten het dorp en ook: "Die eine kann nicht gehen und der andere kann nicht hören".

Tussen de oude fabrieksgebouwen, in een groentetuin zagen we een man met een gele armband voor slechhorenden. Dat moest Rudi zijn! Eerst verschrikt door het bezoek van vreemden, maar hij begreep snel wie we waren en riep opgewonden naar boven: "Lotte, Lotte komm schnell, Familie!". We werden toen gastvrij naar boven, naar hun woning gebracht. Het waren twee kamertjes aan het einde van een gang. De woonkamer, de slaapkamer en een stukje gang ertussen als keuken. Dat hadden ze te huur toegewezen gekregen van het oude kantoorgebouw, alles wat hen overgebleven was van de fabriek.

We hebben veel en over alles gepraat, want we bleken bijna hun einige familie leden te zijn die overgebleven waren. Dat we in de D.D.R. waren en dus moesten oppassen wat we vertelden was wel heel duidelijk toen Lotte ons moest waarschuwen niet te luid te spreken, want boven hen woonde iemand van de Volkspolizei. We zijn een jaar later nog eens met een officieel visum en met moeder naar Klingenberg gegaan. Dat was minder gevaarlijk.

In 1970 hebben ze een maand lang bij ons in Hamburg gelogeerd. Moeder is toen ook uit Rotterdam bij ons geweest. Rudi was overweldigd door de overvloed in de winkels en wilde alle eetbare dingen direkt kopen en zei dan steeds: "Barbara, das mußt du jetzt kaufen, morgen ist es nicht mehr da!". Ja, zo was het altijd in de DDR.

Voor Lotte waren alle voorbereidingen voor de reis te veel geweest. Ze moest de eerste vier dagen in bed blijven en was zo zwak, dat Barbara vreesde dat ze bij ons zou overlijden. Toen we later met haar naar een winkelcentrum gingen, moest ze weer vrij snel terug naar huis. Zo veel mensen en zo veel dingen die te koop waren was voor haar te veel om te verwerken. Toen ze in de herfst weer terug in Klingenberg waren schreef Lotte ons dat geen appel in het dorp te koop was, want de hele oogst moest worden ingeleverd aan de regering om alles aan het buitenland tegen deviezen te verkopen.

We hebben ze later uitgenodigd ons met Kerstmis bij ons te komen, maar Lotte wilde het liever in haar eigen vertrouwde omgeving vieren, eenvoudiger maar gezonder dan in de overvloed en het materialisme van het Westen. Maar Rudi wilde liever alles achterlaten en naar Hamburg verhuizen.

Rudi was sinds zijn negende jaar slechthorend, bijna doof, bovendien leed hij aan suikerziekte. Lotte had sinds haar geboorte een misvormde heup, een probleem dat toen nog niet operatief hersteld kon worden. Lotte is getrouwd geweest, maar kort naar haar huwelijk in 1916 is haar man vesneuveld. Lotte en Rudi hebben bijna hun hele leven voor elkaar gezorgd. Zonder elkaar konden ze niet meer leven en toen Lotte in 1977 stierf, stierf Rudi 10 dagen later.

Click here to read an introduction to the Mahn family in Klingenberg-Colmnitz